DE GEMEENTE AAN HUIS
Wij zijn inmiddels aangekomen bij het laatste deel van deze driedelige reeks bijbelstudies waarin wij de taalkundige en inhoudelijke betekenis van zowel de nieuwtestamentische geloofsgemeenschap alsook de plaats van de samenkomst onderzoeken en bestuderen. En zo verdeeld deze geloofsgemeenschap is, zo verdeeld is men ook over de vraag naar de juiste benaming ervan. Christenen met een reformatorische, rooms-katholieke of orthodoxe achtergrond hebben het over de “kerk” terwijl het woord “gemeente” een ingeburgerd begrip is onder christenen uit vooral de evangelische hoek, maar ook in het Jodendom gebruikt wordt. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de naam “kerk” voor ons onaanvaardbaar is omdat deze een heidense oorsprong heeft en de kloof tussen het Christendom en het Jodendom daardoor alleen maar verbreedt. De naam “gemeente” daarentegen is wel bijbels en geniet derhalve onze voorkeur. Het is interessant om zowel in de bijbelse grondteksten alsook in de vertaling te kijken naar de etymologische oorsprong van deze naam. Het Nederlandse woord “gemeente” komt van het Germaanse “gimeinida”, het Oudsaksische “gimēntha” en het Gotische “gamainþs” en is afgeleid van “gemeen”. Een andere vorm van dit woord is “gemeenschap”, dat komt van het Germaanse “gimeini”, het Oudsaksische “gimēni” en het Gotische “gamainei” met de betekenis van “vergaderde menigte”. Het woord “gemeente” ofwel “gemeenschap” omvat een groep mensen die iets gemeenschappelijks hebben, dat kan dus bijvoorbeeld dezelfde woonplaats zijn. Daarom wordt het totale aantal inwoners van een dorp of stad of een groep dorpen of wijken bij elkaar een “gemeente” genoemd. Een gemeente of een gemeenschap kan ook bestaan uit een groep mensen met dezelfde doelstellingen, hobby’s of kenmerken, maar ook hetzelfde geloof. Voor een juiste definitie van het woord “gemeente” bestaat er dus in principe geen onderscheid in maatschappelijk of religieus gebruik.
lhq Qahal en hdi Eda
Het Hebreeuwse woord lhq qahal, waarvan het Jiddische woord “Kehille” is afgeleid, wordt in totaal 123 keer in de TeNaCH, de Hebreeuwse Bijbel, genoemd: 86 keer als gemeente, 17 keer als vergadering en 20 keer als menigte. hdi eda is een synoniem voor lhq qahal en komt in de TeNaCH in totaal 149 keer voor, namelijk 124 keer als gemeente, 9 keer als vergadering, 14 keer als menigte, 1 keer als volk en 1 keer als zwerm. Het woord lhq qahal komen wij voor het eerst in ty>arb B’reshit [Genesis] 28:3 tegen, waar Yitz’chaq [Isaak] zijn zoon Ya’aqov [Jakob] zegent met de woorden: “Moge El Shadai [de Almachtige G’d] je zegenen en je vruchtbaar maken en talrijk, zodat je uitgroeit tot een grote menigte volken.” De Willibrordvertaling gebruikt hier evenals de NBG-vertaling de Nederlandse woorden “menigte volken” voor het Hebreeuwse ,ymi lhq q’hal amim. De Joodse Dasberg-vertaling heeft het daarentegen over een “gemeenschap van volkeren” en geeft daarmee aan dat hier sprake is van een aantal volken die iets gemeenschappelijks hebben. Met het woord “gemeenschap” komt de vertaling van lhq qahal volgens mij beter tot zijn recht dan met het woord “menigte”, want “menigte” zegt wel iets over een groot aantal, maar niets over de onderlinge band van deze volken. Het woord hdi eda treffen we voor het eerst aan in tvm> Sh’mot [Exodus] 12:3 waar de Eeuwige aan Moshe [Mozes] en Aharon [Aäron] de opdracht geeft: “Spreekt tot de gehele vergadering van Israël als volgt…” Voor deze passage gaat mijn voorkeur zowel naar de NBG-vertaling alsook naar de Statenvertaling uit, die het Hebreeuwse lar>y tdi9lk kol edat Yis’ra’el in het Nederlands weergeven met “de gehele vergadering van Israël” ofwel “de ganse vergadering van Israël”. De Nieuwe Bijbelvertaling en de Willibrordvertaling kiezen beiden voor “gemeenschap” en de Dasberg-vertaling gebruikt hier het woord “gemeente”. In dit geval vind ik echter “vergadering” meer op zijn plaats, want Moshe moest de Israëlieten immers in vergadering bijeen roepen om aan hen de richtlijnen voor het vieren van Pesach mee te delen. In deze tekst kan echter nooit het hele volk bedoeld zijn, want het zou echt onmogelijk geweest zijn om honderdduizenden Israëlieten bij elkaar te roepen op een tijdstip waarop zij nog steeds slaven waren en dus niet over de vrijheid beschikten om aan deze oproep gehoor te kunnen geven. Het lijkt mij daarom wat realistischer om ervan uit te gaan dat Moshe alle volksvertegenwoordigers bij elkaar geroepen heeft en daarom vind ik “de gehele vergadering van Israël” hier een betere vertaling dan “de hele gemeenschap van Israël”. Een vergadering is immers een term voor het bijeen roepen van mensen om afspraken met elkaar te maken, zaken te regelen of zoals in dit geval om g’dsdienstige zaken met elkaar te bespreken. Drie verzen verderop in hetzelfde hoofdstuk, namelijk in tvm> Sh’mot [Exodus] 12:6, worden lhq qahal en hdi eda naast elkaar gebruikt in verband met het pesachlam en het is interessant om te zien hoe de uitwisselbaarheid van beide termen in de diverse vertalingen duidelijk naar voren komt. In de Statenvertaling lezen wij: “En gij zult het in bewaring hebben tot de veertiende dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten tussen twee avonden.” In de NBG-vertaling staat het precies andersom: “En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israël het slachten in de avondschemering.” De ene vertaling zegt: “de gemeente der vergadering” en de andere zegt: “de vergadering der gemeente”, maar in feite is het helemaal niet relevant in welke volgorde deze woorden geplaatst worden, want waar het om gaat is dat die dag de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer moet slachten en dat is de exacte formulering die de Nieuwe Bijbelvertaling voor dit vers heeft gekozen. Maar let op! Niet in alle teksten waar lhq qahal en hdi eda voorkomen gaat het om een g’dsdienstige bijeenkomst, want afhankelijk van de context kunnen deze woorden ook een maatschappelijke betekenis hebben.
hvhy lhq Q’hal haShem
In een aantal passages wordt de term “gemeente” ook collectief toegepast op G’ds volk Israël, in christelijke vertalingen “de gemeente des HEREN” genoemd. In de Hebreeuwse grondtekst staat hvhy lhq q’hal haShem en daarin is het woord “gemeente” verbonden aan de naam van G’d. Voor het eerst komen wij deze constructie tegen in het vierde boek van de Tora, rbdmb B’mid’bar [Numeri], en wel in de p’suqim 16:3 en 20:4. In totaal wordt er over de “gemeente des HEREN” in de hele TeNaCH 12 keer gesproken in 10 teksten. Helaas wordt deze benaming ten onrechte maar al te vaak op de kerk uit de heidenen, het christendom, toegepast. G’ds Woord echter laat er geen twijfel over bestaan dat deze term op de eerste plaats op G’ds eigen volk Israël toegepast mag worden en daarnaast slechts op de gelovigen uit de heidenen die zich bij Zijn volk aansluiten. In ,yrbd D’varim [Deuteronomium] 23:3 zegt de Eeuwige weliswaar: “Een Ammoniet of Moabiet zal niet in de gemeente des HEREN komen; zelfs hun tiende geslacht zal nimmer in de gemeente des HEREN komen”, maar Hij kijkt naar het hart van ieder mens, want Hij is rechtvaardig. Als dat niet zo was, dan zouden de grootste koningen van Israël, David en Sh’lomo [Salomo] en zelfs Yeshua haMashiach nooit geboren zijn, want zij allen kwamen voort uit een Moabitische die met een oprecht hart gezegd heeft: “Uw volk is mijn volk en uw G’d is mijn G’d!” Deze Moabitische vrouw was Rut. Ook zij behoorde tot de hvhy lhq q’hal haShem omdat zij begrepen heeft dat de G’d van Israël onlosmakelijk met Zijn volk verbonden is en haar houding mag velen als voorbeeld dienen. Wat mij overigens hierbij opviel is dat het woord hdi eda weliswaar 124 keer in de TeNaCH met “gemeente” vertaald wordt, maar dat in verband met de “gemeente des HEREN” uitsluitend het woord lhq qahal toegepast wordt, waardoor ik de indruk krijg, dat lhq qahal misschien een diepere betekenis heeft dan hdi eda. Maar ik kan het natuurlijk ook wel mis hebben. In elk geval is het een feit, dat de Griekse vertaling van de TeNaCH, de Septuaginta, het woord lhq qahal zowel met ekklesia ekklēsia alsook met sunagwgh synagoge vertaalt, maar het woord hdi eda alleen met sunagwgh synagoge. De synagoge hebben we reeds in de vorige bijbelstudie heel uitvoerig behandeld en daarom zullen we onze aandacht in de rest van deze studie geheel op de ekklēsia richten.
ekklēsia
We gaan nu het woord ekklesia ekklēsia in B’rit haChadasha [het Nieuwe Testament] nader bekijken. Daarin komt dit woord 115 keer voor als gemeente en 3 keer als vergadering. Eigenlijk hebben beide woorden die doorgaans met “gemeente” vertaald worden, zowel het Hebreeuwse lhq qahal alsook het Griekse ekklesia ekklēsia de betekenis van: “bijeen roepen” ofwel “mensen ergens uit vandaan roepen”. In politieke of maatschappelijke zin kon dit in het oude Griekenland een vergadering van burgers zijn, die door een heraut uit hun huizen werden geroepen naar een volksvergadering op een openbare plaats of in g’dsdienstige zin een vergadering van gelovigen voor een eredienst in een huis of in de vrije natuur. In elk geval heeft het woord ekklesia ekklēsia zowel in de betekenis van “gemeente” alsook in de betekenis van ‘samenkomst” altijd betrekking op mensen en nooit op een bepaald gebouw en daarom is het zowel taalkundig alsook inhoudelijk onjuist om ekklēsia met “kerk” te vertalen. Zoals gezegd kan het woord ekklesia ekklēsia dus een religieuze of maatschappelijke betekenis hebben, maar dat kunnen wij slechts uit het tekstverband opmaken. Enkele voorbeelden hiervan vinden wij in tvlipm Mif’alot [Handelingen] 19 in het verslag over de volksoproer in Efeze. Laten we dus beginnen bij vers 32, want daar staat in de vertaling van de Groot Nieuws Bijbel het volgende: “In de volksvergadering heerste grote wanorde. Iedereen schreeuwde door elkaar en de meesten wisten niet eens waarvoor ze waren samengekomen.” Ook in de NBG-vertaling heeft men gekozen voor dit woord: “Nu riep de een dit, de ander dat, want de volksvergadering was verward en de meesten wisten niet eens, waartoe zij samengekomen waren.” In deze tekst heeft ekklesia ekklēsia, dat hier vertaald is met “volksvergadering” heel duidelijk een maatschappelijke en zelfs politieke betekenis, want het was beslist geen religieuze eredienst. Sterker nog: er is hier zelfs geen sprake van een georganiseerde vergadering, want het was een oproer, een opschudding ofwel een rel en daarom is de term “volksvergadering” hier helemaal fout. De Nieuwe Bijbelvertaling heeft het derhalve over een “menigte”, en dat vind ik dus een veel betere vertaling. In vers 39 is er daarentegen volgens dezelfde Nieuwe Bijbelvertaling wel degelijk sprake van een echte volksvergadering, want daar wordt namelijk orde op zaken gesteld met de woorden: “Als er daarbuiten nog iets anders is dat u wenst, zal dat op een officiële volksvergadering behandeld worden.” Zowel de NBG-vertaling alsook de Groot Nieuws Bijbel gebruiken hiervoor de term “wettige volksvergadering”. De laatste keer dat wij het woord ekklesia ekklēsia in hoofdstuk 19 tegenkomen is in vers 41, waar wij in de Nieuwe vertaling lezen: “Na deze woorden maakte hij een einde aan de bijeenkomst.” De eerste keer dat het woord ekklesia ekklēsia op de gemeente van Yeshua wordt toegepast, is de bekende uitspraak in vhyttm Matit’yahu [Mattheüs] 16:18, waarmee Yeshua zelf Shim’on Keifa aanstelt als leider van de Kehille: “En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen.” In het Grieks is er een woordspel tussen het woord petra, dat ‘steen’ of ‘rots’ betekent, en de naam Petrus met dezelfde betekenis. Dat komt in de Groot Bijbel duidelijk naar voren: “En ik zeg je dit: jij bent Petrus de rots en op die rots zal Ik Mijn gemeente bouwen.” Deze gemeente, waar Yeshua het over had, was geen kerkgenootschap dat de eredienst op zondag in een kathedraal hield, maar een Messiasbelijdende Joodse gemeente, die dagelijks in de tempel kwam, op Shabat de synagoge bezocht en daarnaast eigen huissamenkomsten had. Dat blijkt uit de volgende tekst: “En voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, en zij loofden G’d en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Eeuwige voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.” (tvlipm Mif’alot [Handelingen] 2:45-47). Men leest er zo gauw overheen, maar de “kring”, waar de NBG-vertaling het over heeft, is de gemeente. In de Griekse grondtekst staat daar namelijk het woord ekklesia ekklēsia. De Groot Nieuws Bijbel vertaalt het met groep, maar ook dat geeft niet de volle omvang aan: “Trouw waren ze ook iedere dag in de tempel, eensgezind; ze braken het brood bij elkaar aan huis en gebruikten de maaltijden met vreugde en in eenvoud van hart. Ze prezen G’d en stonden in de gunst bij het hele volk. En iedere dag vergrootte de Eeuwige de groep van hen die gered worden.” Met beide vertalingen ben ik eigenlijk niet zo happy, want een kring of een groep lijkt zo klein, maar volgens vers 41 hebben we het hier wel over meer dan drieduizend mensen en dat zou ik niet bepaald een kring of een groep willen noemen. Daarom geef ik in dit geval toch liever de voorkeur aan de Statenvertaling, want die gebruikt hier namelijk als enige wel het woord “gemeente”. En dat de Eeuwige dagelijks aan deze gemeente toevoegde was ook niet bepaald bij mondjesmaat, want twee hoofdstukken verder, in tvlipm Mif’alot [Handelingen] 4:4 lezen we namelijk het volgende: “Maar velen van hen, die het woord gehoord hadden, werden gelovig, en het getal der mannen werd ongeveer vijfduizend.” Volgens de NBG-vertaling alsook de Statenvertaling was de gemeente dus in vrij korte tijd gegroeid tot 5000 mannen, de vrouwen niet eens meegerekend. De Nieuwe Bijbelvertaling daarentegen heeft het over 5000 personen bij elkaar, dus mannen en vrouwen samen: “Maar van degenen die naar de toespraak hadden geluisterd, bekeerden velen zich, zodat het aantal gelovigen aangroeide tot ongeveer vijfduizend.” Met het Griekse woord anhr anēr kan men inderdaad twee kanten op, want het betekent op de eerste plaats wel “man”, maar het kan ook de betekenis hebben van een aantal mannen en vrouwen en daarom gebruikt zowel de Willibrord-vertaling alsook de Groot Nieuws Bijbel de algemene term “5000 man”. Maar dat doet er niet toe. Het is evengoed een behoorlijk grote gemeente, vooral in die tijd, en dat waren allemaal toragetrouwe Joden, want in hoofdstuk 21:20 lezen wij in de Willibrord-vertaling: “Toen ze dat hoorden, verheerlijkten ze G’d en zeiden tegen Sha’ul [Paulus]: ‘Je ziet, broeder, hoeveel duizenden er onder de Joden tot geloof gekomen zijn, en allen houden ze zich strikt aan de Tora”, en ook in de Nieuwe Bijbelvertaling: “Toen ze dat hoorden, prezen en eerden ze G’d en zeiden: ‘Je hebt kunnen zien, broeder, dat ook vele duizenden Joden het geloof hebben aanvaard, en allen leven vol overtuiging volgens de Tora”. Daarom stonden zij toen nog in de gunst van het hele volk. We hebben het hier dus over een Messiasbelijdende Joodse gemeente van minstens 5000 gelovigen!!! Wow! En van deze gemeente wordt in hoofdstuk 2 vers 42 t/m 46 gezegd, dat zij vast hielden aan de leer van de Sh’lichim [apostelen] en dus geen vreemde leerstellingen volgden, dat ze met elkaar een gemeenschap vormden, samen het brood braken, waarmee zowel de S’udat haAdon [het Heilig Avondmaal] alsook de Motzi Lechem op Erev Shabat bedoeld kan zijn, en het gezamenlijk dawenen [zeggen van de gebeden], zij deelden alles met elkaar, waren eensgezind, gingen dagelijks naar de tempel en gebruikten samen hun maaltijden in blijdschap en eenvoud van hart. En dan wordt in vers 46 nog een keer herhaald dat ze samen het brood braken, maar dan wel met een toevoeging: bij elkaar thuis, zoals het in de Nieuwe Bijbelvertaling staat. De Groot Nieuws Bijbel schrijft: “Ze braken het brood bij elkaar aan huis”, de Willibrord-vertaling zegt: “Ze braken bij iemand aan huis het brood” en in de NBG-vertaling staat: “Ze braken het brood aan huis”. Dat gebeurde dus niet in een megagrote zaal, niet in een kathedraal en ook niet in een stadion, maar gewoon bij elkaar thuis. Als we de Schriften nauwkeurig bestuderen kunnen wij zonder enige twijfel stellen dat de particuliere huizen toen de plaatsen waren waar de gemeente bij elkaar kwam. Op grond van archeologisch onderzoek gaat men er tegenwoordig van uit, dat er gemiddeld tussen 20 en 30 mensen konden deelnemen aan dergelijke huissamenkomsten, want volgens diverse teksten waren het voornamelijk de welgestelde broeders en zusters die hun doorgaans grote huizen daarvoor beschikbaar stelden. In hun huizen kwamen echter niet alleen gelovigen uit de bovenlaag samen, maar uit alle sociale lagen, want het is bekend dat men in deze huisgemeenten rijken en armen, slaven en vrijen kon aantreffen. Dat was een van de meest opvallende kenmerken van de eerste gemeente en het was een geweldig getuigenis naar buiten toe dat de rijken alles deelden met de armen, samen hun maaltijden gebruikten en voor elkaar zorg droegen. Eigenlijk was er sprake van een sociaal netwerk dat wij nu doorgaans helaas missen. Uitgaande van minimaal 5000 gelovigen en gemiddeld 20 tot 30 personen per huisgemeente moeten het wel ongeveer 165 huizen geweest zijn en met elkaar vormden zij de gemeente van Jeruzalem. Maar natuurlijk bleef het niet bij die ene plaatselijke gemeente. Als we uitgaan van het feit dat er 3000 mensen op één dag tot geloof kwamen en zich lieten onderdompelen, namelijk tijdens Shavuot [het Wekenfeest] waarvoor er honderdduizenden als pelgrims uit vele landen naar Jeruzalem zijn gekomen, dan mogen we er redelijkerwijs van uitgaan, dat de 3000 bekeerlingen niet allemaal inwoners van de hoofdstad geweest waren, maar dat er zeer waarschijnlijk ook velen van buiten Jeruzalem waren, die na de feestdagen weer terugkeerden naar hun eigen woonplaatsen en hun nieuwe geloofsopvattingen meegenomen hadden. Uiteraard hebben ook de Sh’lichim [apostelen] aan de opdracht van Yeshua gehoor gegeven en Zijn leer overal verkondigd en zo ontstonden er op een gegeven moment Messiasbelijdende gemeenten in het hele land, allemaal plaatselijke gemeenten, bestaande uit huisgemeenten, die met elkaar samen de landelijke gemeente vormden, en door de prediking van Paulus tijdens zijn zendingsreizen werden ook buiten Israël gemeenten gesticht waarbij zich nu ook gelovigen uit de heidenen mochten aansluiten en samen vormden zij allemaal de universele gemeente, het lichaam van Yeshua.
Organisme of organisatie?
Een lichaam bestaat uit cellen en ook bij het lichaam van Yeshua is dat niet anders, want ook de gemeente is opgebouwd uit cellen ofwel celgemeenten en zoals een natuurlijk lichaam in leven blijft door celdeling, zo vindt ook bij dit geestelijk lichaam celdeling plaats. De omvang van een huisgemeente wordt immers bepaald door de grootte van het huis. Een huisgemeente kan dus uit minimaal 3 en maximaal 30 personen bestaan. Meer mensen passen doorgaans niet meer in de zitkamer van een woonhuis. Een enkele keer kon het voorkomen dat een huisgemeente maximaal 40 personen kon herbergen, maar dan praten we over een Romeinse villa waarin de samenkomsten in het binnenhof plaats vonden, want dat kon natuurlijk wel in de warme mediterraanse streken, maar over het algemeen telde een gemiddelde huisgemeente in de tijd van Sha’ul [Paulus] vijftien tot twintig personen. Als er door hun getuigenis en prediking steeds meer stadsgenoten tot geloof kwamen, dan vond de groei niet plaats door de gemeente te laten opzwellen tot een grote groep van honderden of zelfs duizenden mensen waarmee men een kathedraal of stadion kan vullen, maar dan vond de groei plaats door vermenigvuldiging van de huisgemeenten, vergelijkbaar met de celdeling in het menselijk lichaam. Zodra de natuurlijke grens van 15 tot 20 personen, of afhankelijk van de beschikbare ruimte in het huis hooguit 30 personen in zicht kwam splitste de celgemeente zich op en werd er in het huis van iemand anders een nieuwe huisgemeente opgestart die zelfstandig verderging. Zo werd er op een natuurlijke wijze voorkomen dat het gemeenteleven in gedrang zou komen door het overschrijden van de ruimtelijke capaciteit, want we moeten ons daarbij steeds voor ogen halen dat de gelovigen niet dicht opeengepakt naast elkaar op lange kerkbanken zaten om eventjes te gaan zingen, bidden, naar de preek te luisteren en vervolgens weer naar huis te gaan, maar dat de samenkomst een sociaal gebeuren was met een uitgebreide gezamenlijke warme maaltijd. Zij gingen met elkaar aanliggen. Daarvoor heb je uiteraard ruimte nodig en om deze reden was de omvang van de huisgemeente afhankelijk van de beschikbare ruimte. Dreigde de grens van het maximaal toelaatbare aantal mensen overschreden te worden, dan vond er dus een celdeling plaats. Zo functioneerden de celgemeenten als een organisme en niet als een strakke organisatie zoals de meeste huidige kerkgenootschappen, en laten we eerlijk zijn: wat is het lichaam van Yeshua in wezen? Een organisatie of een organisme? Volgens mij heeft Yeshua nooit van de gelovigen verlangd dat zij zich zouden organiseren in kerkgenootschappen, maar dat zij met elkaar zouden omgaan als een Mishpacha, een huisgezin met broertjes en zusjes, allemaal kinderen van één Vader. Maar helaas zijn de grote kerken tegenwoordig vaak gemeenten zonder gemeenschap, om het maar zo te zeggen. Dat was nooit G’ds bedoeling. We kunnen G’d niet blij maken met bidden en zingen alleen, ook niet met handjesgeklap, maar we kunnen Hem wel blij maken met een onderlinge liefdesband, als wij G’d liefhebben en onze naaste als onszelf. Dat laatste kunnen we in praktijk brengen door voor elkaar klaar te staan en gemeenschap met elkaar te hebben in goede en slechte tijden. G’ds Woord leert ons dat geloof zonder werken een dood geloof is, want: “Zoals het lichaam dood is zonder de ziel, zo is ook geloof dood zonder daden.” (bqiy Ya’aqov [Jacobus] 2:26). Congregationele gemeenten, dus officiële kerkgenootschappen zoals wij die nu kennen, werden in de vierde eeuw door keizer Constantijn geïntroduceerd en door de splitsing van het Romeinse rijk in een oostelijk en een westelijk rijk vond ook de eerste kerksplitsing plaats. Zo ontstond de Griekse kerk in Constantinopel naast de Latijnse kerk in Rome. De oosters-orthodoxe kerk en de rooms-katholieke kerk hebben na de tijd van Constantijn de Grote een religieus systeem ontwikkeld waarin een soort christelijke tempel centraal stond. Dat kon een kapelletje, een klein kerkje, maar ook een basilica, een dom of zelfs een kathedraal zijn, maar voor de ware gelovigen bestaat er sinds de verwoesting van de tempel in Jeruzalem niet meer zoiets als een “G’dshuis” dat door mensenhanden is gemaakt. Een kerkgebouw heeft geen enkel bestaansrecht naast de tempel en de synagoge, want: “de tempel was geen voorloper van de ecclesia en de ecclesia is geen variant van de synagoge”, schreef de bekende theoloog J.C. Hoekendijk. En toch zijn er tegenwoordig hele grote megakerken met samenkomsten in voetbalstadions of zelfs in een reusachtige miljoenenverslindende kristallen kathedraal. Allemaal pracht en praal, maar hoe groter de gemeente, hoe meer haar leden in de anonimiteit terechtkomen met alle gevolgen van dien. Congregationele kerken ontlenen in tegenstelling tot de bijbelse huisgemeenten hun identiteit aan een denominatie, d.w.z. een theologische opvatting. Hoe meer opvattingen des te meer denominaties, zo simpel is dat. En dan praten we dus niet meer alleen over de traditionele kerken, maar ook over de evangelische gemeenten. In de Bijbel komen we echter geen verschillende denominaties tegen, want het uiteindelijke doel is immers niet het winnen van leden voor de eigen club, maar het winnen van zielen voor G’ds Koninkrijk! Een huiskamer waar de gelovigen als een Mishpacha [huisgezin] met elkaar omgaan en zowel hun materiele alsook hun geestelijke zegeningen met elkaar delen is derhalve veel laagdrempeliger dan een kerkgebouw met allerlei regels en tradities, want het is niet de bedoeling om de mensen in de gemeente te halen, maar om de gemeente bij de mensen te brengen. Daarom ontlenen de huisgemeenten hun identiteit niet aan een denominatie, maar aan hun stad of dorp, zoals “de gemeente van Efeze” of “de gemeente van Thessalonica”. Congregationele kerken kenmerken zich niet alleen door hun tradities, statuten en eigen kerkgebouwen, maar ook door een administratief lidmaatschap en een professioneel leiderschap, bestaande uit pastors en dominees met een vaste salaris. De sterke professionalisering sinds de dagen van keizer Constantijn heeft de gemeente eeuwenlang beheerst en de gelovigen kunstmatig verdeeld in leken en geestelijken, want het vroege christendom heeft namelijk betaalde priesters als middelaars tussen G’d en mens overgenomen van de heidense religies, terwijl er volgens B’rit haChadasha [het Nieuwe Testament] slechts één Middelaar is tussen G’d en mensen, en dat is niemand anders dan Yeshua zelf! (1 Tim 2:5). Geen priester, geen dominee, geen voorganger, geen paus en ook geen Maria! Kortom: vrije huisgemeenten zonder een professioneel, beroepsmatig leiderschap en zonder administratief lidmaatschap zijn gewoon meer bijbels dan congregationele gemeenten van welke denominatie dan ook.
h kat¢ oikon ekklhsia hē kat’ oĩkon ekklēsía
Tegenwoordig zoeken velen naar een gemeente waar ze zich thuis voelen, maar bijbels gezien is het net andersom: de gemeente behoort juist daar te zijn waar de mensen zich thuis voelen, namelijk thuis, in hun eigen huis. Het plaatselijk lichaam van Yeshua kwam vanaf het begin altijd in een of meerdere woonhuizen bij elkaar, maar dat hing er natuurlijk van af hoe groot de groep was. Tot zo een huisgemeente behoorde doorgaans niet alleen de huiseigenaar met zijn gezin, maar vaak ook degenen van het personeel die tot het geloof zijn gekomen alsook andere medegelovigen die weliswaar ergens anders woonden, maar die toch trouw in dat huis de samenkomsten bezochten omdat ze dat om welke reden ook in hun eigen hun niet konden doen. In elk geval vond de samenkomst niet in een speciaal gebouw plaats, maar in in een gewone huiskamer. Dat was zo in de tijd van Sha’ul [Paulus] en bleef ook zo tot pakweg de eerste twee eeuwen van de gewone jaartelling. Uit zijn brieven blijkt, dat er verspreid over het hele toenmalige Romeinse rijk gemeenten waren die in gewone huizen bij elkaar kwamen. Ik kom daar straks op terug. Sha’ul gebruikte daarvoor een vaste uitdrukking: “de gemeente aan huis”. In het Grieks is dat: h kat¢ oikon ekklhsia hē kat’ oĩkon ekklēsía. In het laatste hoofdstuk van zijn brief aan de Romeinen, hoofdstuk 16, schreef hij in vers 3: “Doe de groeten aan Prisca en Aquila, mijn medewerkers in dienst van de Mashiach Yeshua.” en dan in vers 5: “Groet ook de gemeente die bij hen in huis samenkomt.” Zo staat het in de Nieuwe Bijbelvertaling. De oude Statenvertaling formuleert het zo: “Groet ook de Gemeente in hun huis” en de NBG-vertaling zegt: “Groet insgelijks de gemeente bij hen aan huis.” In de Groot Nieuws Bijbel tenslotte lezen we: “En doe ook de groeten aan de gemeente die in hun huis bijeenkomt.” – Hier gaat het dus om de huisgemeente van Prisca en Aquila. Sha’ul laat hen allen hartelijk groeten en in hetzelfde hoofdstuk groet hij iets verderop nog veel meer mensen zoals dit echtpaar en steeds in combinatie met hun huisgemeenten zoals bijvoorbeeld in vers 10: “Groet de huisgenoten van Aristobulus”; in vers 11: “Groet de huisgenoten van Narcissus die in de Heer geloven”; vers 14: “Groet Asynkritus, Flegon, Hermes, Patrobas, Hermas en de broeders en zusters die bij hen samenkomen”, vers 15: “Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas en alle heiligen die bij hen samenkomen” en tenslotte in vers 23: “Gajus, die mijn gastheer is en die zijn huis voor de hele gemeente openstelt, laat u groeten.” Al deze citaten komen uit de Nieuwe Bijbelvertaling, maar vers 23 wil ik toch ook nog even uit de Groot Nieuws Bijbel citeren: “De groeten van Gajus bij wie ik te gast ben en die zijn huis openstelt voor de hele gemeente.” Hier wordt dus een aantal huisgemeenten genoemd samen met de namen van welgestelde broeders en zusters die hun huizen voor de samenkomsten beschikbaar stelden, waarvan Aquila en Prisca de bekendste zijn. In zijn eerste brief aan de Korinthiërs moet Sha’ul in hoofdstuk 16 vers 19 de groeten van hen overbrengen. Ik citeer opnieuw uit de Groot Nieuws Bijbel: “U moet de groeten hebben van de gemeenten in Asia; ook van Aquila en Prisca en van de gemeente die bij hen thuis samenkomt, de hartelijke groeten in de Heer.” In de Nieuwe Bijbelvertaling lezen wij: “Ook Aquila en Prisca en de gemeente die bij hen in huis samenkomt laten u, met wie zij één zijn in de Heer, hartelijk groeten.” De Statenvertaling zegt het wat plechtiger: “U groeten zeer in den Heere Aquila en Priscilla, met de Gemeente, die te hunnen huize is” en in de NBG-vertaling staat: “Vele groeten in de Here van Aquila en Prisca en van de gemeente bij hen aan huis.” Maar er zijn nog meer teksten waaruit blijkt dat de plaatselijke gemeenten huisgemeenten waren, zoals bijvoorbeeld in Colossenzen 4:15, waarin Sha’ul volgens de Nieuwe Bijbelvertaling schrijft: “Wilt u de broeders en zusters in Laodicea groeten, en ook Nymfa en de gemeente die bij haar thuis samenkomt?” of in de NBG-vertaling: “Groet de broeders te Laodicea; ook Nymfa met de gemeente bij haar aan huis.” Willibrord-vertaling: “Groet de broeders te Laodicea, en Nymfa en de gemeente die in haar huis samenkomt” en tenslotte in de Groot Nieuws Bijbel: “Breng onze groeten over aan de broeders en zusters in Laodicea, en aan Nymfa en de gemeente die bij haar aan huis samenkomt.” – Een laatste tekst die ik in het kader van deze studie aan u wil doorgeven is Filemon 1:2, om te beginnen in de Nieuwe Bijbelvertaling: “Aan onze geliefde medewerker Filemon, aan onze zuster Apfia en onze medestrijder Archippus, en aan de gemeente die bij u thuis samenkomt.” De NBG-vertaling zegt het een beetje anders, maar komt op hetzelfde neer: “Aan de geliefde Filemon, onze medearbeider, aan Apfia, de zuster, aan Archippus, onze medestrijder, en aan de gemeente te uwen huize.” In de Willibrord-vertaling lezen wij: “Aan onze geliefde medewerker Filemon, Apfia onze zuster, Archippus onze strijdmakker, en de gemeente bij u aan huis.” De Groot Nieuws Bijbel vertaalt het zo: “Aan onze vriend en medewerker Filemon, onze zuster Apfia, onze strijdmakker Archippus en ook aan de gemeente die bij u thuis samenkomt.” Maar of men het nu heeft over de gemeente die bij u thuis samenkomt, over de gemeente bij u aan huis of over de gemeente te uwen huize, maakt allemaal niets uit. Feit is in elk geval dat de gemeenten die in de brieven van Sha’ul [Paulus] en ook in het boek Handelingen genoemd worden, geen kerkgenootschappen waren, dus geen congregationele gemeenten met eigen kerkgebouwen, maar vrije huisgemeenten die niet tot de ene of andere denominatie behoorden en geen lidmaatschap kenden, maar samen met de andere huisgemeenten de plaatselijke gemeente vormden. De gelovigen waren geen lid van een bepaalde gemeente, maar van het lichaam van Yeshua. Natuurlijk probeerde de tegenstander ook toen al om verdeeldheid te zaaien en de diverse huisgemeenten tegen elkaar uit te spelen, maar hun onderlinge liefdesband en hun gehoorzaamheid aan de Tora waren sterker dan de vijand. Laten wij ook daarin het voorbeeld van deze eerste gemeenten volgen en als men u vraagt van welke gemeente u bent, denk dan aan de woorden van Sha’ul: “Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Yeshua haMashiach roep ik u op om allen eensgezind te zijn, om scheuringen te vermijden, om in uw denken en uw overtuiging volkomen één te zijn. Door Chloë’s huisgenoten is mij namelijk verteld, broeders en zusters, dat er verdeeldheid onder u heerst. Ik bedoel dat de een zegt: ‘Ik ben van Paulus,’ een ander: ‘Ik van Apollos,’ een derde: ‘Ik van Keifa,’ en een vierde: ‘Ik van Christus.’ Is de Mashiach dan verdeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd? Of is het in de naam van Paulus dat u bent ondergedompeld?” (1 Korinthiërs 1:10-13). Ik wil deze bijbelstudie derhalve beëindigen met de laatste woorden van Sha’ul in zijn tweede brief aan de Korinthiërs, hoofdstuk 13, de verzen 11 tot 13, eerst vanuit de Groot Nieuws Bijbel en als afsluiting uit de Willibrord-vertaling: “Tot slot, broeders en zusters, groet ik u; zorg dat alles in orde komt, luister naar goede raad, wees eensgezind en leef in vrede, en G’d, de bron van de liefde en de vrede, zal met u zijn. Groet elkaar met de heilige kus. Alle heiligen groeten u. De genadige goedheid van de Heer Yeshua haMashiach, de liefde van G’d en de gemeenschap van Ruach haQodesh [de heilige Geest] mogen u allen ten deel vallen.”– “En nu, broeders en zusters, vaarwel! Laat alles weer goed komen, neem mijn vermaning ter harte, wees eensgezind, bewaar de vrede, en de G’d van liefde en vrede zal met u zijn. Groet elkaar met de heilige kus. U groeten alle heiligen. De genade van de Heer Yeshua haMashiach, de liefde van G’d en de gemeenschap van Ruach haQodesh [de heilige Geest] zij met u allen.” – Amen!
Werner Stauder
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.